“Ik vind het zo stom van mezelf. Ik weet gewoon dat ik het niet moet doen en toch doe ik het. Ik heb het zelf weer verknald. Ik val dus niet af, ik kom alleen maar aan”. Ik hoor dit vaak van mensen met een maatje meer. De persoon in kwestie heeft teveel of ongepland gegeten en is op dat moment boos, op zichzelf wel te verstaan. Er volgt ook nog een uiteenzetting waardoor het kwam en er wordt daarbij boos benadrukt dat hij/zij “het zelf heeft verknald”. Ook wordt een retorische vraag aan zichzelf gesteld, waarin de boosheid over zichzelf nogmaals ligt besloten: “ik weet het zelf allemaal en toch doe ik het, waarom doe ik het nou terwijl ik net zo lekker bezig ben?” Nog meer boosheid wanneer de weegschaal ook daadwerkelijk bevestigt dat ’t niet goed gaat en dat dit natuurlijk eigen schuld, dikke bult is. De realisatie dat de boosheid op zichzelf niet genoeg is om het ‘vreten’ te stoppen is om furieus van te worden. En dat er nu zelfs een therapeut aan te pas moet komen is te belachelijk voor woorden. Als therapeut zeg ik, niet boos maar wel heel directief, vervolgens ook nog eens hele confronterende dingen hierover. Ik hou een spiegel voor. Ik laat aan echte zelfreflectie doen. Dat maakt de ‘aspirant slanke denker’ vaak in eerste instantie, heel eventjes, nog bozer op zichzelf. Maar dan….. dan wordt ‘boos op zichzelf’ losgelaten. Daar heb ik wat voor. Lekker, om niet meer zo boos te zijn op zichzelf. Een zware last, letterlijk en figuurlijk, die daarmee van de aspirant slanke denker afvalt. En daar kan hij/zij alleen maar blij van worden.
RECENTE REACTIES